De auteur neemt zijn lezers mee naar het Zeeuws-Vlaamse platteland van de jaren 50, naar een hoek van een polder die Paradijs genoemd wordt. In de inleiding vertelt hij waarom: Onze wereld is in snel tempo ontzettend veranderd. In enkele decennia heeft er een cultuuromslag plaatsgevonden, voor iedereen, maar zeker voor mensen met een traditionele, agrarische achtergrond. In deze levensfase bespeur ik bij mezelf een verlangen om de weg terug te gaan. Deels is dat eenvoudig bij de leeftijd horende nostalgie, een universeel menselijk heimwee naar het paradijs van je kinderjaren. Maar het is toch ook meer: de behoefte om je leven te overwegen en een rode draad te bespeuren. Wat is van waarde gebleken en gebleven? Wat verbindt mijn ik van vandaag met mijn ik van toen en met de boerentraditie waarin die ik is gevormd? Een liefdevol geschreven boek dat niet alleen bij Zeeuwse "boerenkinderen" herkenning en ontroering zal oproepen. Het raakt iedereen die aan zijn kindertijd terugdenkt.