Op 8 januari 1716 wordt Jacob Frederik Muller alias Sjaco in een herberg vlakbij de Jordaan opgepakt. Hij wordt verdacht van inbraak. Een alledaagse zaak, zo lijkt het. De rentenier Tobias van Thuynhuizen besluit de rechtsgang te volgen. Van zijn achteroom, de gezaghebbende hoofdofficier Ferdinand van Collen, krijgt hij toestemming de - soms gruwelijke - verhoren van Sjaco bij te wonen. De Amsterdamse schepenen hebben goede hoop de dief snel op het schavot te brengen. Maar vanuit zijn cel, onderin het stadhuis, bindt de jonge Sjaco een juridisch gevecht aan met de hoofdofficier en daarmee met het oppermachtige regentendom. De titanenstrijd tussen het stadsbestuur en de charmante schelm Sjaco, wordt ook de strijd van Tobias en zijn buurvrouw Machteld. Met een stroom aan felle pamfletten proberen ze de stad op te zetten tegen haar regenten. Sjaco de onverzettelijke zal uitgroeien tot de held van de Jordaan.