Urmila wordt in 1989 geboren binnen de Tharu-stam, de armste bevolkingsgroep in het sowieso al arme Nepal. Al eeuwenlang worden de kinderen van die stam in slavernij verkocht aan rijke Nepalezen: ze worden 'Kamalari', slavenkinderen. Als Urmila zes is ondergaat zij hetzelfde lot als ontelbare meisjes voor haar en wordt ze verkocht aan een rijke familie in Kathmandu. Twaalf jaar lang zal ze daar blijven, onder de erbarmelijkste omstandigheden. Ze heeft geen geld, geen opleiding, geen bezittingen het enige wat ze kent is zeventien uur per dag keihard werken voor een gezin dat haar nooit de affectie geeft die een kind zo hard nodig heeft. Op haar achttiende wordt ze eindelijk vrijgekocht, mede dankzij haar broer, die nooit heeft kunnen vergeten dat zijn geliefde zusje een slavin is.