Polen, 1915. Duitsland bezet Polen en de bevolking moet tijdens de bezettingsjaren zien te overleven. In een hypernaturalistische stijl beschrijft Ozer Varsjavski in Smokkelaars het wel en vooral wee van het 'volk zonder masker', in de taal van de onderklasse. Het leven moet nu eenmaal geleefd worden: wellicht zijn het de sjikses die het harde leven draaglijk maken - in ieder geval vloeit de alcohol rijkelijk - in het aan morele degeneratie onderhevige sjtetl. Vaders geven hun dochters weg aan de vijand, terwijl dieven, smokkelaars, hoeren en illegale schnaps-stokers de boventoon voeren. Smokkelaars biedt een ontluisterend portret van de onderbulk van het joodse sjtetl, waarin het verschil tussen mens en dier lijkt te zijn weggevallen. Alleen al de episode van Mendel en de hoer Natsja is een lyrische tegenhanger voor wat werd genoemd 'een dodendans boven de afgrond'.