'Niet de strijd om het bestaan kiest Steiner als grondslag voor de inrichting van het sociale organisme, maar de mens die zich op drie gebieden tracht te ontwikkelen: in het denken, het voelen en het willen (handelen). De samenleving dient overeenkomstig die drie ontwikkelingsterreinen te worden ingericht. Pas wanneer een samenleving deze individuele ontwikkelingen bevordert, is die samenleving er voor het geheel van individuen en niet omgekeerd.'