Tussen twaalf en één zijn de spoken op de been zeggen ze. Daar zijn dan ook talloze verhalen over verteld; over spoken en heksen, geheimzinnige stemmen in de Drunense duinen en natuurlijk over de duivel zelf. De meeste verhalen in dit boek werden verteld aan de samensteller tijdens zijn activiteiten voor de afdeling Volkskunst van de Academie van Wetenschappen. Het is natuurlijk niet zo dat al deze verhalen echt zijn gebeurd. Er was misschien wel iets van waar, maar als het niet spookachtig genoeg was kwam de fantasie wel te hulp in de verhalen uit overlevering, uit almanakken en tijdschriften en soms verweven met een stukje historie. Het is een oeroud geloof, dat de geesten van gestorvenen zich onder bepaalde voorwaarden aan mensen kunnen openbaren en dat de geest onafhankelijk van het lichaam kan blijven voortbestaan en zelfs invloed kan uitoefenen op de lotgevallen van mensen. De verbeelding ging daarbij ook een grote rol spelen, net zoals onverklaarbare werkingen van de natuur. Men was er dan ook van overtuigd de goede of kwade geesten echt te hebben gezien of gevoeld.