Tijdens de Tweede Wereldoorlog kende de sport in heel Nederland een opmerkelijke opleving. Het aantal beoefenaars groeide spectaculair en de tribunes zaten overvol. De Duitse bezetter bevorderde deze vlucht in de sport. Want "wie sport, zondigt niet". Voor één bevolkingsgroep golden andere regels. Voetbalvelden, atletiekbanen en zwembaden werden in september 1941 "verboden voor joden". In Een sportman doet niet aan politiek beschrijft Swijtink de sport tijdens de Tweede Wereldoorlog in al haar facetten. Hij gaat in op de moedige keuzes van sporters en sportverenigingen, maar ook omstreden kwesties laat hij niet onbesproken, zoals de rol van sportbestuurder Karel Lotsy.