De gemeenteraad van het dorp vergaderde en de burgemeester telde de raadsleden. 'Vreemd,' zei hij, 'ik tel maar zeven man en toch moeten we met zijn achten zijn, de secretaris meegerekend.' De secretaris telde op zijn beurt de raadsleden, zonder zichzelf mee te tellen. Ook hij telde maar zeven aanwezigen. Toen kreeg de burgemeester een heldere gedachte. Men zou zijn vinger in een plak koestront steken, die voor de deur van het gemeentehuis lag. Dan hoefden ze alleen de gaatjes te tellen. Iedereen stapte naar buiten en stak zijn vinger in de plak. Men telde de gaatjes. Het waren er acht. De gemeenteraad was voltallig.