Eeuwenlang vormden steenfabrieken een karakteristiek beeld in het Nederlandse landschap. Langs de rivieren doemden de schoorstenen op van steenovens, waar arbeiders hun brood verdienden 'in het zweet des aanschijns'. Karin Stadhouders heeft onderzocht hoe tijdgenoten aankeken tegen de steenovens en de mensen die er werkten. Dit beeld is onthullend: op het product baksteen was men trots, maar het bakken ervan werd beschouwd als een inferieure bezigheid. Het steenovenvolk leefde in de marge van de samenleving. Ook de fabrieken zelf werden bepaald niet gezien als een verrijking van het landschap. Dit beeld heeft lang doorgewerkt, ook toen de schoorstenen al niet meer rookten. Veel oude steenfabrieken zijn gesloopt. Nog maar sinds kort kunnen de overgebleven complexen zich verheugen in een actieve belangstelling van erfgoedliefhebbers, betrokken burgers en overheden. Een aantal heeft recent een nieuwe functie gekregen en daar wordt weer gewerkt en gewoond. Stadhouders beschrijft enkele kenmerkende voorbeelden van herbestemming. Deze studie zal geïnteresseerden in steenfabrieken en grofkeramiek aanspreken, maar vanwege de vernieuwende benadering ook vele andere liefhebbers van industrieel erfgoed.