Will van Halewijn is acht jaar als zij met haar moeder en zusjes naar Roemenië verhuist. Haar vader heeft daar ondanks de crisis werk gevonden op een scheepswerf. Maar dan breekt de oorlog uit. Will vlucht met haar twee zusjes en ouders naar Java. Al gauw bezetten de Japanners het eiland, en worden alle Nederlandse vrouwen bij elkaar gestopt in concentratiekamp Soerabaja. Terwijl de jappen rondmarcheren met hun steek-geweren, verlangt kleine Will hevig naar haar vader, die haar altijd Ster noemde en zo trots op haar was. De ellende die ze meemaakt is haast onbeschrijflijk. In een strijd die hun bevattingsvermogen ver te boven gaat doen Will en haar lotgenoten alles om staande te blijven.