Dat is duidelijk het geval met de Hindoestaanse ondewijzer Mohar Gopalraj, die niet weet waar hij heen moet met zijn liefde voor de Javaanse verpleegster Roebia. Trouwt hij met haar, dan wordt hij uit de Hindoestaanse gemeenschap gestoten, die hem gemaakt heeft tot de twijfelaar die hij is. Laat hij haar gaan, dan verliest hij zijn gezicht als mens. Het sterkst komt het dilemma tot uiting in de persoon van Gopalrajs boezemvriend Raymond van de Berg, een zwarte homo, voor wie het ervaren van liefde, door zijn geaardheid, in zijn land een onmogelijkheid is. Van de Berg bevind zich in een eenmansstrafhof, een ijskast, een doodskist. Om deze drie peronen verzamelt zich in Strafhok een drom van mensen zo bont en sprekend in zoveel tongen, dat de lezer zich in Paramaribo waant, waar Bea Vianen het tot een massaal en totaal treffen laat komen. Een treffen dat men kan zien als de realiteit achter de hypocrisie, als de wezenlijke levenssituatie van Suriname en zijn Surinamers.