Boven een bron zit ik te schrijven, boven de bron komt het woord aan het licht. De klei van mijn lijf kwam bovendrijven, boven de bron ontstond het gedicht. Water uit de hermetische aarde duwt zich een weg door de grond naar de maan. Tevergeefs heeft mijn hand haar gangen gegraven, wat zichzelf niet stuwt, heeft geen kracht tot bestaan, bestaan als water dat uit de bron springt, bestaan als het kind dat de vliezen breekt. Er is geen weg terug voor het woord dat zich opdringt. Ik hurk en ik schrijf. De bedding zoekt zee.