Toen in september 1944 de slag om Arnhem verloren was, dwong de overwinnaar de bewoners stad en omgeving te verlaten. Zij raakten over het bezette Nederland verspreid en wachtten in onzekere en veelal primitieve omstandigheden de bevrijding af. Daarna kwam de moeizame terugkeer naar een deels verwoeste en totaal leeggeroofde stad, waar een nieuw bestaan opgebouwd moest worden. Door familiedocumenten geholpen, beschrijft Frits Berends hoe die gebeurtenissen hem en de mensen in zijn directe omgeving treffen. Drie generaties komen daarin voor, hijzelf als kind, zijn ouders en grootouders. Allen moeten zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden, die variëren van ongewoon tot uitzonderlijk. Die verscheidenheid hangt af van het tijdelijke onderkomen - bij familie, vrienden of vreemden, bij boeren of burgers - en ook van het wel of niet optreden van schaarste, terreur of oorlogsgeweld. Ook al maakt de bevrijding hier gelukkig een einde aan, nieuwe problemen doemen op. Verwoeste, beschadigde, leeggehaalde huizen en een geplunderd familiebedrijf vereisen een langdurige inspanning om terug te keren tot een normaal bestaan.