Na twintig jaar weg te zijn geweest uit zijn vaderland keert Jeebleh terug naar Somalië, waar een burgeroorlog gaande is. Jaren geleden is hij halsoverkop gevlucht naar Amerika, nadat het regime van de vorige dictator was gevallen en hij uit de gevangenis werd bevrijd. Sindsdien woont hij in New York, en waar hij zijn leven heeft weten op te bouwen met een gezin en een goede baan als universiteitsdocent. Hij was nooit eerder teruggekeerd, zelfs niet toen acht jaar geleden zijn moeder overleed. Zijn angst voor represailles weerhield hem. Nu is hij teruggekomen om zijn jeugdvriend Bile te helpen in zijn zoektocht naar zijn ontvoerde dochtertje Raasta en haar vriendinnetje. Ook wil hij het graf van zijn moeder bezoeken. Meteen bij aankomst wordt Jeebleh zich bewust van de levensgevaarlijke situatie waarin hij is terechtgekomen. Hij raakt zonder dat hij het wil steeds meer betrokken bij allerlei zaken. Zijn plan om spoedig weer te vertrekken, wordt gedwarsboomd. Toch weet hij te bereiken wat hij wilde: een mooi graf voor zijn moeder en een afrekening met het verleden.