"Alles wat ik denk en schrijf, staat tegen de achtergrond van het sterven." (Thomas Mann, 1931) Het beschrijven een groots leven als dat van Thomas Mann (1875 Lübeck - 1955 Zürich) is meer dan een avontuurlijke reis. Natuurlijk kennen wij hem als auteur van de Buddenbrooks, een roman die in 1901 verscheen - in dat jaar verzucht hij "wie zegt dat er 100 exemplaren worden verkocht?" - en daar vervolgens in 1929 de Nobelprijs voor ontvangt, auteur van De dood in Venetië, Doctor Faustus en De Toverberg. Thomas Mann bleef zijn hele schrijversleven schatplichtig aan het milieu waar hij uit voortkwam, een welvarend koopmansgeslacht uit Lübeck dat met de vroege dood van zijn vader teloorging. In deze biografie zal de focus vooral liggen op het schrijverschap van Thomas Mann, als datgene wat van hem in onze tijd als universeel geldend is overgeleverd. Want naast het belang van zijn achtergrond, zijn complexe relatie met zijn vier jaar oudere broer Heinrich, die als auteur aanvankelijk zijn leermeester was, zijn eveneens complexe relatie tot vrouwen omdat hij zijn homoseksuele gevoelens geen volwaardige plaats in zijn leven kon geven en zijn relatie tot zijn vrouw Katia Mann Pringsheim en zes kinderen, is Thomas Mann vooral de auteur van het Fin de siècle en van het interbellum, die met moeite afscheid nam van Duitsland toen het land was uitgeleverd aan de nazi's. Hierbinnen worstelde hij zijn leven lang met zijn positie als schrijver en publieke persoon, in een om hem heen veranderende wereld. Hij verzuchtte daarbij weleens dat velen iets over hem vonden, maar dat hij zelden werd gekend. Van Thomas Mann verscheen eerder bij Aspekt in een vertaling Baas en Hond en Nietzsche en Schopenhauer, naast een nieuwe bewerking van De Onderdaan van Heinrich Mann.