In haar eerste gedichtenbundel beschrijft Doortje zowel de weg naar het Maartenhuis, als het leven binnen de gemeenschap, een antroposofische woon- en werkgemeenschap op Texel. Na een leven vol omzwervingen vindt Doortje hier haar thuis. Tot aan het Maartenhuis leefde zij een zelfstandig leven. Maar wegens haar fysieke en verstandelijke beperkingen werd het steeds moeilijker voor Doortje zich te handhaven. In het Maartenhuis kan ze zijn wie ze wil, zich volledig ontplooien en genieten van haar zo geliefde wandelingen aan zee in gezelschap van haar vrienden de meeuwen.