In Tigana hebben het verdriet en de woede van Brandin de Tiran na het sneuvelen van zijn zoon in een veldslag grote gevolgen: omdat de welp dood is, moet de zon van morgen bloed zien. Zijn wraak treft vooral de vredige provincie Valentin; haar steden worden met de grond gelijk gemaakt en, erger nog, haar naam wordt uit het geheugen der mensen gewist. In die tijd van onderdruk en duisternis gloort echter hoop, een sprankje, een waakvlam. Die hoop gaat schuil in het verloren lied van Avalle, bij toeval opgepikt door de minstreel Devin die meteen beseft wat zijn levenspad, zijn lotsbestemming is. Hetzelfde geldt, maar dan op een andere manier, voor Alessan bar Valentin, Prins van Tigana. Maar de tijd dringt, de vernielende machinaties van een tiranniek bewind draaien door...