De Kleine Geschiedenis van Nederland brengt in tien toegankelijk geschreven delen een uniek overzicht van de vaderlandse geschiedenis, opgebouwd rond de canon van het Nederlandse geschiedenisonderwijs. De voor het onderwijs voorgeschreven kenmerkende aspecten van elk van de tien tijdvakken uit die canon worden besproken, waardoor ook een verbinding wordt gelegd tussen de Nederlandse en de algemene geschiedenis. Elk deel in de serie behandelt een van de tien tijdvakken met een aantal bijbehorende kenmerken, zoals feodalisme voor de vroege middeleeuwen, ontdekkingsreizen voor de zestiende eeuw, industriële revolutie voor de negentiende eeuw, en wereldoorlogen en crisis voor de twintigste eeuw. De Nederlandse situatie wordt telkens afgezet tegen de achtergrond van zo'n algemeen Europees of mondiaal verschijnsel. De Kleine Geschiedenis van Nederland gaat niet alleen over de groten, maar ook over de gewone mensen. Door de thematische aanpak hebben de delen vaak een verrassende inhoud, die de bekende en aloude vaderlandse geschiedenis aanvult en verrijkt. In de duizenden jaren die aan onze jaartelling voorafgaan, heeft de mensheid twee fundamenteel verschillende leefwijzen gekend. Beide bestaan nog steeds: leven van en in de natuur als jager-verzamelaar en leven als bewerker van de aarde die de natuur naar zijn hand zet. Deze twee leefwijzen geven de naam aan het tijdvak dat in dit boek wordt behandeld. In deel 1 van de Kleine Geschiedenis van Nederland komen deze oudste bestaanswijze van de mensheid aan de orde, beschreven aan de hand van in Nederland gevonden overblijfselen. Waar mogelijk wordt ook aandacht besteed aan de spannende speurtocht die archeologen hebben ondernomen om de geheimen van dit verre verleden te ontraadselen.