In TOEN DE VOLLE WAARHEID ONS VERSCHEEN bespreekt en vertaalt Martien J.G. de Jong gedichten die op de een of andere manier betrekking hebben op het enige 'ding' dat wij, volgens een bekend gedicht van J.C. Bloem 'zeker weten', namelijk dat 'eens de lente ons nimmer wederkeert'. Aan ieder menselijk leven komt een eind. En dus ook aan het diepste gevoel dat mensen voor elkaar kunnen koesteren, de liefde. Hoewel: Martien de Jong besluit dit boek met een bespreking van een beroemd fragment uit de 'Divina Commedia' van Dante, waarin de grootste dichter aller tijden het paradoxaal voortbestaan van de liefde durft verbeelden tot zelfs in de hel. Zijn titel ontleent deze bundel aan een door De Jong vertaald gedicht van Giacomo Leopardi. Een gedicht over het intense heimwee naar een prille, helaas onvervuld gebleven liefde, die plaats moest maken voor een bittere klacht om het onvermijdelijke en onherroepelijke.