Zimmi raakt op een zonnige zomerdag, onder een hemel vol zwaluwen, in coma. Sindsdien is zij er nog wel, maar ook weer niet. Het tengere meisjeslijf is een hermetisch gesloten kluis waarin alle kostbaarheden achter een niet te ontcijferen slot zijn opgesloten. Haar moeder Meg en haar vader Jorrit verstaan ten slotte ook elkaars taal niet meer sinds hun leven alleen nog om Zimmi draait. Meg maakt een vogelreis naar Mecklenburg, het gebied waar ze Jorrit leerde kennen. Terwijl ze daar verhalen verzamelt voor Zimmi en bij stukjes en beetjes haar liefde terugvindt, leert ze Zimmi los te laten.