Zijn naam is Prometheus, de jongen-die-het-vuur-bewaart-achter-zijn-tanden. Vlak na zijn dood treedt een winter in die het land jarenlang zal teisteren. Als de koning ook verdwijnt, breekt de revolutie uit. Veel mensen lijken iets te maken te hebben met Prometheus’ dood: Ulrike, die zowel de koning als Prometheus heeft gekust; een kamerjongen van de koning die zich in alle stilte bekwaamt in de kunst van het terrorisme; de Centauren, die half jongen zijn en half motorfiets; en Prometheus’ moeder, die in een muur woont. Tongkat wemelt van verhalen over een stad die onherroepelijk uiteenvalt. De lezer wordt binnengeleid in een bordeel, waar de warme lichamen uit woorden bestaan en waar de meisjes die er werken tongkatten worden genoemd...