Tot alles goed strak staat is de vierde bundel van Jane Leusink. Net als haar vorige bundel is ook deze weer van een stevige structuur voorzien: drietallen van gedichten, reeksen, worden bij elkaar gehouden door de overkoepelende reeks Het gedicht is een werkwoord. Leusinks werkwijze zou je vrij en gedurfd kunnen noemen. In Tot alles goed strak staat experimenteert ze wederom met de pantoen, een strenge en speelse dichtvorm waarin de regels zich volgens een vast patroon herhalen en de betekenis verschuift hoewel de woorden precies hetzelfde blijven.