In de jaren '80 werkt Ruud Sybrandy samen met zijn broer Leo op een basisschool in Den Haag. Hij is een enthousiaste, gewaardeerde leerkracht. Daarnaast heeft hij veel kennis van literatuur en muziek, en bovendien een sterke drang om zich creatief te uiten. Dit resulteert onder meer in het schrijven van verhalen voor een boek dat hij ooit hoopt uit te geven. Dan raakt hij verslaafd aan drugs en komt hij in financiële problemen. Hier begint zijn dagboek. De stimulerende middelen hebben echter in veel meer opzichten invloed op zijn leven. Zo openbaart de ziekte schizofrenie zich waarschijnlijk ook ten gevolge van zijn drugsgebruik. Heel lang nog probeert Ruud door te werken, maar als hij in een psychose raakt kan hij het niet langer verbergen. Inmiddels ervaart zijn omgeving hem als een vreemde vogel en voelt Ruud zich steeds meer aangetrokken tot de Rasta cultuur. Een paar jaar later begint hij, luisterend naar de reggae muziek van Bob Marley en Alpha Blondy, weer een dagboek, waarin hij deze keer ook jeugdherinneringen beschrijft en zijn doorgemaakte psychose van 1989 probeert te analyseren. Hoewel Ruud zich realiseert dat hij door het oproepen van die herinneringen opnieuw in de war kan raken, blijft hij doorschrijven om zijn dagboek te voltooien. Tot het bittere einde. Tot vlak voor de sprong.