Na de voor Vlaanderen en België beroerde jaren van de Eerste Wereldoorlog ontstond er binnen de Vlaamse Beweging een nieuwe politieke stroming: het Vlaams nationalisme. Aan de hand van de bewogen levensloop van twee prominente Vlaams-nationale leidersfiguren, namelijk Staf de Clerq en Hendrik Jozef Elias wordt in dit boek de evolutie van het Vlaams nationalisme van een democratische naar een autoritaire beweging geschetst. Na de oprichting in 1933 van het Vlaams Nationaal Verbond evolueerde een kern van de nieuwe partij, hierin geruggensteund door leider De Clerq, naar het toen succesrijke nationaal-socialisme. Een zekere deutschfreundlichkeit maakte vanaf het ontstaan van de Vlaamse Beweging rond 1830 steeds daarvan ervan uit. Na de bezetting van België in mei 1940 was VNV-leider De Clerq voorstander van een onvoorwaardelijke collaboratie. Slechts hierdoor, verzekerde hij, zou Vlaanderen een eigen plaats onder de Germaanse zon bekomen. Na zijn overlijden meende zijn opvolger Elias deze collaboratie te kunnen terugschroeven. Het werd echter een bittere ontgoocheling. Het engagement van zijn voorganger was al te ver gevorderd. Wel liet Elias het tot een open breuk met de SS komen wat een unicum in de Europese collaboratie was. Speciaal ook voor het Nederlandse lezerspubliek schreef Pieter Jan Verstraete zijn boek over een van de donkerste hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse Bewegingen.