De bundel Tuitende Fiolen bevat tweeëntachtig gedichten van uiteenlopende aard. Op een verrassende, soms ontwapenende wijze beschrijft de dichter een aantal facetten van het leven waarin de mens met zichzelf geconfronteerd wordt. Zo ontsluit hij een bestaande, maar vaak onopgemerkte werkelijkheid in het alledaagse. Hij doet dit kritisch, maar met compassie.