In Istanbul proberen twee meisjes het hoofd te bieden aan de problemen die opgroeien in modern Turkije met zich meebrengt. Magden weet de hel van adolescentie levend te maken: jongeren twijfelen, zoeken de confrontatie met het gezag, experimenteren en vechten voor hun onafhankelijkheid. Opnieuw een controversiële roman van een schrijfster die het publieke debat niet schuwt. In Istanbul groeien twee totaal verschillende tienermeisjes op. De ongelukkige Behiye lijdt onder haar driftbuien en depressies. Ze schaamt zich voor haar overgewicht en voor het conservatieve gezin waarin ze gevangenzit. Handan is haar tegenpool: mooi, lief en vrolijk. Ze leeft in vrijheid bij haar knappe maar labiele moeder Leman. Meteen bij hun eerste ontmoeting zijn de meisjes gek op elkaar. Er groeit een vriendschap die zo sterk is dat Behiye haar ouderlijk huis verlaat en bij haar vriendin intrekt. Haar liefde krijgt een sinistere ondertoon als ze zich realiseert dat ze met Leman om Handans aandacht moet wedijveren. Handans groeiende interesse in jongens wakkert Behiyes jaloezie verder aan. Is het toeval dat Istanbul in die periode wordt opgeschrikt door een reeks gruwelijke moorden op jonge mannen?