De naamloze gedreven Arabische strafrechtadvocaat, woonachtig in Oost-Jeruzalem, treft op een dag in een antiquarisch exemplaar van De Kreutzersonate van Tolstoj een briefje aan in het handschrift van zijn vrouw. Zij bedankt daarin iemand voor een heerlijke avond. De advocaat raakt buiten zinnen van jaloezie en begint aan een nietsontziende zoektocht naar de ware toedracht. De andere verteller in deze roman is een jonge maatschappelijk werker, ook een Palestijnse Israëliër. Hij verzorgt een joodse jongen, Jonathan, die thuis in coma ligt. Nadat de maatschappelijk werker met een collega naar een Arabisch studentenfeest is geweest, schrijft zij hem een lief bedanktbriefje