Is een verhoogde stoeprand, die Theo van Gogh in tijden van corpulentie nodig had om op zijn fiets te stappen, niet een gepast monument voor hem? Heeft Willem Frederik Hermans gelijk als hij beweert dat de bewuste inhoud van een roman een lokaas is om tot de onbewuste inhoud te komen, of is dat net zoiets als zoeken naar de onbewuste strekking achter een verkeersbord? Moet een biograaf leren dat liefde voor het voetbal een herbeleving van het Oedipuscomplex is, als blijkt dat zijn hoofdpersoon vaak naar het stadion gaat? Kan het obscuur spiritualisme een intiemere omgang garanderen met onze eigen genen, als wij ons daarop met enige hulp daadkrachtig instellen? Kan een Nederlander trots zijn op Dostojevski en wordt Voltaire terecht overschat? Wie het werk van jaap van Heerden kent, weet dat hij als geen ander in staat is deze vragen met de vereiste diepgang te behandelen.