Een roman als een lawine. In één keer neemt James Meek zijn plaats in tussen de allergrootsten. Je bloed begint te suizen en je hart klopt sneller bij het lezen van deze zinderende, pan-Europese roman, die als een stoomtrein optrekt en onontkoombaar op je af dendert. Een roman over de niets ontziende, alles vernietigende energie die mensen ontketenen in naam van de liefde, de revolutie, of een betere wereld. De wereld die Meek oproept doet denken aan die van de grootste Russische meesters. De thematiek is griezelig actueel. Siberië 1919. In een uithoek van een land dat door burgeroorlog verscheurd is, leeft een kleine, bizarre Russisch-orthodoxe sekte onder leiding van de mysterieuze Balasjov. Vlakbij is een Tsjechisch garnizoen gestationeerd. De Tsjechen willen dolgraag naar huis maar hebben aan de verkeerde kant gevochten, voor de tsaar. Door de bossen nadert Samarin, een ontsnapte gevangene uit de noordelijkste goelag van Rusland. Hij wordt achtervolgd door een kannibaal. Zegt hij. De komst van deze charismatische vreemdeling trekt ieders aandacht, ook die van Anna, een mooie, jonge oorlogsweduwe. Wanneer de lokale sjamaan dood gevonden wordt, overspoelen angst en achterdocht het dorp. Wie is Samarin?