Cees Nooteboom zoekt de zeegod Poseidon op, ‘nee, het was geen droom, het was zo’n sluimertoestand van niet waken en niet slapen, waarin je dingen ziet die niet kunnen bestaan’. Hij wil hem uithoren, wil weten hoe hij, als vertegenwoordiger van de godenwereld, over dingen als tijd en onsterfelijkheid denkt, over de dood, over het geloof. De brieven worden afgewisseld met kleine observaties, poëtische intermezzo’s, filosofische gedachten over de zwaarte van het leven, de onverdraaglijkheid van het bestaan. Met elkaar vormen deze brieven en intermezzo’s een mozaïek, waarin zich ons leven veelvormig en mysterieus spiegelt.