Gnosiskenner Gilles Quispel keerde met deze beschouwing over leven, werken en invloed van de tweede-eeuwse gnosticus terug naar zijn eerste wetenschappelijke liefde: Valentinus, volgens Quispel ‘de grootste gnosticus van de oudheid’. Quispel beschrijft de carrière van Valentinus (ca. 100-160 na Christus), die nog bijna Bisschop van Rome was geworden maar het moest afleggen tegen de kandidaat van een concurrerende christelijke factie, Paus Pius I. Volgens de kerkvader Tertullianus verspreidde Valentinus vervolgens uit nijd de gnostische ketterij. Quispel toont aan waarom deze aantijging ongeloofwaardig is: Valentinus is waarschijnlijk al eerder, in Alexandrië, waar hij immers filosofisch werd geschoold, in aanraking gekomen met het gnosticisme. De leer van Valentinus, haar oorsprongen en haar overeenkomsten met de hermetische leringen komen uitgebreid aan bod. Het boek biedt tevens twee integrale vertalingen van de hand van Quispel van Valentiniaanse gnostische teksten, met uitleg: de eerste het aan Valentinus toegeschreven Evangelie der Waarheid, vertaald uit het koptisch, de tweede de Brief aan Flora, door een leerling van Valentinus, Ptolemaeus. Het gnostische systeem van Ptolemaeus, dat geïnspireerd was op dat van Valentinus, is uitgewerkt in een fraaie zestiende-eeuwse houtsnede: deze illustratie is opgenomen in het boek en door Quispel voorzien van commentaar. Twee andere illustraties hebben achtereenvolgens betrekking op de egyptische wortels van Valentinus en de mogelijke aanwezigheid van een Valentiniaanse gemeenschap in Rome nog een eeuw na de dood van Valentinus.