Bij de uitgave van Willem Kloos’ Zelfportret (1986) is al gewezen ophet belang van een volledige uitgave van de ‘voor onze kennis vanKloos zo bijzonder belangwekkende briefwisseling met AlbertVerwey’. Voor het eerst worden nu deze brieven in hun onderlingesamenhang getoond. Niet alleen ter sprake komt de fameuze ruzieover enkele versregels uit Verweys gedicht ‘Hemel- en Aard-droom’,waardoor Kloos zich gecompromitteerd voelde wegens de toespelingop ‘de liefde die vriendschap heet’, ook de Julia-affaire, verwikkelingenin het persoonlijk leven van de Tachtigers en het oordeel van decorrespondenten over eigen en andermans poëzie passeren de revue.Zo gaat Kloos uitvoerig in op de moeilijkheden die hij ondervindt bijhet vertalen van gedichten van Shelley, problemen waarover Verweyhautain zijn schouders ophaalt. We zien Kloos eveneens worstelenmet de beperkingen die zijn angsten hem oplegden, we lezen overzijn verstandhouding met Willem Doorenbos, zijn verliefdheden enhet bezoek van Verlaine aan Nederland. Als geheel geeft deze correspondentieeen haarscherp beeld van de eigendunk bij de eerst jonge,later rijpere dichters en hun inschatting van de snelheid waarmee zijde Hollandse Parnassus bestijgen. In Van de liefde die vriendschap heetontwikkelt de Beweging van Tachtig zich opnieuw, maar nu van binnenuit.