Ik raak uitgeput. 's Nachts rust ik tussen koele lakens die nog meer onrust brengen. Baden is een uitkomst, maar niet voor lang. Ik kleed me in het wit, de kleur voor de dag. In zijn eigen kamer slaapt Haslim, mijn man. Door de blinden heen meen ik zijn onregelmatige ademhaling te horen. Waarover droomt hij? Waarom ga ik niet naar binnen? Balancerend tussen hoop en twijfel, 'to be or not to be', zoeken de personages in deze bundel hun bestemming. De verhalen spelen zich af in vele verre landen maar ook dichtbij, in Amsterdam en Den Haag. In korte monologen weet Kunze een haarscherp beeld te schetsen van een zoektocht van de hoofdpersoon naar de kern van zijn of haar leven. Verschillende verhalen zijn eerder verschenen in Tirade en Hollands Maandblad. Kijk hoe prachtig nu de keuken glanst in 't vroege morgenlicht. De zon speelt op de tafel. In blauw-en-groene schijfjes dartelt ze om de oude witte suikerpot, gefilterd door het glas in lood. Dit oude Provençaalse huis is mijn schuilplaats en mijn basis, en de vroege morgenuren zijn van mij. Het dorp slaapt nog, een melkwagen zucht omhoog door de steile straatjes naar de épicerie. Straks ga ik daar room halen voor bij de taarten. Deze keuken is mijn inspiratie en mijn job. Recepten vliegen hier naar binnen uit de lage velden. Meloenen uit verlaten kassen rijpen op het keukenrek. Zacht speelt mijn oude zwarte radio een Mozart-strijkkwartet. Waar is mijn bril? Ik moet de onzen wegen voor de bolle glazen schalen die klaar staan om gevuld te worden met bloem en boter voor het deeg. Toen ik het laatst probeerde zonder bril, werd het deeg taai en oud en smaakten de taarten naar gisteren en niet naar vandaag.