Engeland is voor Daan van der Vat een onuitputtelijke bron van lachende inspiratie, en het resultaat is een reeks beschouwende beschrijvingen, waarin The merry old country op superieure wijze op de hak genomen wordt. Overigens niet op een onwelwillende manier, want in zijn diepste hart heeft de schrijver een heimelijke liefde voor dit misdeelde ras dat levenslang opgescheept zit met opgekropte emoties, waaraan het op geen enkele wijze uiting kan geven, tenzij dan via ingezonden stukken in de krant. Tot welke bizarre aberraties leiden kan, leest men in dit boek, dat boven hetgeen de titel te kennen geeft, indringende beschouwingen wijdt aan de wijze waarop de Engelsman honger en dorst bevredigt, treintje speelt met echte en miniatuurspoorwegen, verenigingen opgericht om de stilte te bevorderen of te belemmeren, en in een eindeloze variaties uitlaat zoekt voor zijn krampachtig gemoedsleven. Uit deze notities spreekt een scherpe observatiegeest, en bovenal een humor en taalvirtuositeit consequentie van het minst opvallende verschijnsel de dwaasheid te zien in een prachtige volzinnen te beschrijven. In een niet te stuiten stroom vloeien koddige vergelijkingen, krankzinnige gevolgtrekkingen en geestige beschrijvingen uit de pen van deze journalist, die zich in dit boek ontpopt als een geboren schrijver.