Aan het begin van de jaren zestig van de 20ste eeuw was een groot deel van de Nederlandse bevolking nog katholiek. Trouw werd elke zondag de kerk bezocht. Tien jaar later was dat volgens velen niet langer het geval: de kerken waren leeggelopen en de katholieke kerk was zijn invloed op de maatschappij voorgoed kwijtgeraakt. Volgens historicus Maarten van den Bos is dit heersende beeld van de ineenstorting van de eens zo fier overeind staande katholieke zuil niet juist. Al sinds het begin van de jaren vijftig werd in katholieke kring intensief gedebatteerd over de toekomst van kerk en geloofsleven. Er werd een stevig vernieuwingsproces in gang gezet met als doel de Kerk een nieuwe plaats te geven in een veranderende samenleving. Dat mislukte, maar de gelovigen verlieten allerminst een ingeslapen instituut. Sterker nog, de wortels van de veranderingen in de jaren zestig lagen mede in de kerk.