Berkane keert na een lang verblijf in Parijs terug naar zijn vaderland Algerije. Vanuit zijn huis aan zee bezoekt hij geregeld de wijk waar hij opgroeide. De geliefde straten en plekken van vroeger zijn onherkenbaar geworden. Heen en weer geslingerd tussen de Franse en Algerijnse cultuur probeert hij zijn wortels te vinden. De ontmoeting met de vertaalster Nadjia betekent een nostaligische terugkeer naar de lichamelijke liefde. Hun jeugd heeft in het teken gestaan van het kolonialisme en de onafhankelijkheidsstrijd, die overal diepe wonden heeft geslagen. Wanneer Berkane de plek wil bezoeken waar hij in 1962 gevangen heeft gezeten, neemt het verhaal een onverwachte wending.