Wanneer psychiater Paul Bremer kort na de Tweede Wereldoorlog de jonge David Poolman op zijn afdeling opneemt, raakt hij door hem geobsedeerd. De jongen is volledig gedesoriënteerd, praat niet en behalve zijn naam is er niets over hem bekend. Paul is vastbesloten de jongen zijn identiteit terug te geven. Hij gaat op onderzoek uit. Zijn naspeuringen helpen David weliswaar verder, maar maken ook dat voor de jongen waan en werkelijkheid steeds meer door elkaar gaan lopen. Pas aan het eind van het boek vallen alle puzzelstukjes op hun plaats en wordt duidelijk welk drama de jongen al die tijd met zich heeft meegetorst. Auteur Gerjo van der Horst schreef de eerste versie van deze roman op 14-jarige leeftijd. Dat ze zo jong de behoefte voelde om over de oorlog te schrijven, kwam vooral door haar moeder, die in Den Haag ternauwernood een bombardement overleefde en er tijdens de Hongerwinter zeer slecht aan toe was. Niet alleen haar verhaal, maar ook die van andere overlevenden in Gerjo's directe omgeving vormden de basis voor dit boek, waarvan het thema nog steeds actueel is. Ook in onze tijd raken velen beschadigd door oorlogs- of andere vormen van geweld. De aandacht voor het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) wordt gelukkig steeds groter. Deze roman laat zien hoe zo'n trauma je leven kan ontwrichten en hoeveel moeite het kost om je er uiteindelijk aan te ontworstelen.