Ruim vier jaar na de dood van Jan Eijkelboom verschijnt de poëzie van deze fijnzinnige dichter in een monumentale, volgens de regelen der kunst gemaakte editie. Eijkelbooms poëzie kenmerkt zich door een epicuristische bescheidenheid, een vitaal soort berusting en een nuchtere vorm van nostalgie. Zij is lichtvoetig, maar op het niveau van de techniek, prosodie, klank en ritme o zo geraffineerd, zij is verstaanbaar maar allerminst eenvoudig.