Het jaar 400. Italië wordt verscheurd door invasies van de Goten en politiek krakeel. Maar Claudius Claudianus schrijft glorieuze gedichten waarin Rome en de keizers worden bezongen als onoverwinnelijke grootheden. M. d’Hane-Scheltema, bekend van onder meer de Metamorphosen van Ovidius, vertaalde vrijwel al zijn poëzie voor het eerst in het Nederlands, waarmee een groot dichter aan onze taal is toegevoegd. De barbaren lijken in de gedichten voorgoed te zijn verdreven, terwijl wij weten dat ze binnen enkele jaren onder leiding van Alarik midden op het Romeinse Forum zullen staan. De keizers waren christenen, maar hofdichter Claudianus bezingt hen (en vooral hun generaal Stilicho) in een heidens decor van Olympische goden. Kortom: Claudianus’ werk geeft een wereld van tegenstellingen te zien, die historisch gezien misschien wat eenzijdig is, maar juist daarom ook zeer interessant. Bovendien is hij een echt goede, klassieke dichter. We lezen, in vele mooie verzen, een schitterend epos over de mythische roof van Proserpina en een even felle als geestige reactie op allerlei wantoestanden, corrupte bestuurders en opstandige bondgenoten. Claudianus geldt terecht als de laatste dichter-van-klasse in het klassieke Latijn. Hijzelf is onsterfelijk geworden in Hella S. Haasses Een nieuwer testament. Zijn werk is dat nu ook, in deze nieuwe, hoogstaande vertaling.