Bij het samenstellen van de Verzamelde verzen van Gerard den Brabander werd ervan uitgegaan dat er een keer iets meer gedaan moest worden dan het steeds opnieuw bloemlezen uit het werk van deze in 1968 overleden dichter. Dat mag gerechtvaardigd geweest zijn zolang de dichter leefde en kon bepalen of laten bepalen wat hij uit zijn vrij wilde productie wenste over te houden. Maar op den duur gaat het ernaar uitzien of hij alleen in zijn zondagse pak toonbaar zou zijn en moet de lezer, van zijn kant, wel de indruk krijgen dat hij niet in staat wordt geacht in zijn eentje uit te maken wat hij de moeite waard vindt. De verzamelbundel wil intussen geen aanspraak maken op de absolute volledigheid die ook wel overvolledigheid wordt genoemd. Den Brabander is al heel jong gaan schrijven, maar hij heeft een ongewoon lange aanloopperiode nodig gehad om als dichter enigszins herkenbaar te worden. De overvloedige, al dan niet in de bundel Vaart (1932) bijeengebrachte verzen uit die 'lange jeugd' komt in Verzamelde verzen slechts via enkele specimens aan bod. Voorts gaat de aandacht principieel uit naar het oorspronkelijke werk en is niet meer dan een selectie opgenomen uit Den Brabanders talrijke vertalingen in dichtvorm, die samen een flink boekdeel zouden kunnen vullen. Voor 't overige zijn alle bundels vanaf Cynische portretten (1934) herdrukt. Daar zijn ook uitgaafjes als de illegaal 'gehectografeerde' bundels Later... beter en Gelaarsde lier, of de bundel Gedichten uit 1945 bij. Verder is er een afdeling 'Verspreide verzen' en afdeling 'Nagelaten verzen'. Ik kan niet zingen... Ik kan niet zingen met een heel gezicht want ben ik rijp dan is de muze daar en valt het weer in tranen uit elkaar: het kost een mensenleven, een gedicht. Zovelen gaan verheven opgericht, hun roem verkondigend met luid misbaar, maar ik ben de geslagen bedelaar met zere ogen knipprend naar het licht. Ziek aan de wereld, aan de vrouwen ziek, veracht ik toch het wereldse publiek maar neem gelaten iedre aalmoes aan. Misschien zijn enkelen met mij begaan en huivren anderen voor mijn tragiek maar ik ben koning en ik heb bestaan.