Het Habsburgse Rijk aan het begin van de negentiende eeuw. De misvormd geboren Janos Szapinsky wordt in een achterkamer opgesloten. Wanneer zijn ouders ontdekken dat hij talent heeft om viool te spelen, wint hun trots het van hun schaamte. Janos trekt met zijn vader langs Europese vorstenhuizen, en ervaart dat de weerzin voor zijn uiterlijk afneemt naarmate hij beter speelt. Bij een ontmoeting met een adellijke dame wordt hij getroffen door de bijzondere klank van haar viool. Omdat het instrument hem in staat zou kunnen stellen alle facetten van zijn innerlijk te verklanken, wil hij haar de viool afhandig maken en doet hij een verleidelijk aanbod.