Bij de publikatie van Het visum schreef een toonaangevend criticus: 'Afscheid van Singer? Zolang zulke manuscripten worden teruggevonden hoeven we dit goddank niet te doen.' Singer schreef de roman waarschijnlijk nog in Polen, want het is duidelijk het werk van een jonge man en een van de meest speelse verhalen in zijn oeuvre. Het is 1922 en David Bendiger, een aspirant-schrijver zonder verblijfplaats en zonder één cent op zak, is zojuist in Warschau aangekomen. Hij komt er al gauw achter dat de mensen die hij vroeger kende zo'n beetje over de hele wereld verspreid zijn geraakt. De enige contacten die hij nog heeft zijn: Sonja, een vrouw die hij kort daarvoor op het platteland heeft leren kennen, en Dov Kalmenzohn, een jonge zionistische functionaris die hem aan een visum voor Palestina kan helpen. Voor hij echter die grote reis kan gaan maken zal hij moeten trouwen met een vrouw die zo graag naar Palestina wil dat ze bereid is de kosten voor haar rekening te nemen. In de tussentijd vindt hij onderdak bij de communistische Edusha en blijft hij natuurlijk Sonja ontmoeten. Naast dit romantisch rumoer werkt David aan zijn literaire en politieke toekomst en zoekt hij contact met journalisten en schrijvers onder wie zijn oudere broer, die al een zeker gezag geniet. Maar ook het religieuze verleden laat hem niet los en dwingt hem tot een confrontatie als plotseling zijn vader, de orthodox-joodse rabbi, weer in Warschau opduikt. Davids hartstocht voor vrouwen, zijn onafgebroken neiging tot filosoferen en Walter Mitty-achtige fantasieën maken van Het visum een meeslepende liefdes- en ontwikkelingsroman van het soort waar Singer het absolute alleenrecht op heeft. Een machtige ontwikkelingsroman die een diep inzicht verschaft. - The Washington Post Singers energieke proza, zijn exuberante verbeeldingskracht, zijn vermogen een paar plots door elkaar te laten lopen en het overduidelijke genot dat hij in het schrijven vindt - het is er allemaal weer in dit verrassende boek. - The New York Times.