In 1955 stichtte Guido van Gheluwe, een jonge advocaat uit Kortrijk, een uiterst origineel genootschap met een eigen leefregel: De Orde van den Prince. De naak verwees naar Willem de Zwijger, die borg staat voor inzet en verdraagzaamheid. In de naoorlogse tijd van verzuiling, Belgisch triomfalisme en Vlaamse verdeeldheid, trokken de leden van de Orde in hun persoonlijk, gezins- en maatschappelijk leven ondubbelzinnig de kaart van het Nederlands. Zij deden dat evenwel in eigen naam, want het genootschap zelf nam geen standpunten in en voerde geen gemeenschappelijke actie. De Orde van den Prince fungeerde louter als een denktank, een inspiratiebron en een ontmoetingscentrum, niet enkel van alle mogelijke strekkingen, maar ook en vooral van Vlamingen én Nederlanders. Over de landsgrenzen heen bezonnen zij zich samen over hun identiteit, hun rol in de wereld en de positie van de Nederlandse taal en cultuur in het toekomstige Europa.