In de jaren zeventig las Hans Reddingius voor het eerst een haiku en het was liefde op het eerste gezicht. De bekende bloemlezing ‘Haiku / Een jonge maan’ van J. van Tooren bestendigde die liefde. Zijn eerste voorzichtige schreden in de wereld van de haiku en aanverwante Japanse versvormen zijn uitgegroeid tot een ontdekkingsreis van enkele decennia. Zijn plezier in het lezen en schrijven van deze kleine parels werkt aanstekelijk op de lezer - vormt een uitnodiging om ook die haikuwereld te betreden. Natuurlijk komen de kenmerken van de haiku aan de orde, maar Reddingius schrijft niet dwingend voor. Met veel voorbeelden en nuancerende opmerkingen daagt hij de lezer uit proefondervindelijk te ontdekken, te ervaren wat een echte haiku is. De tekeningen in dit boek zijn gemaakt door Leo van Vegchel in de traditie van het Zen-Zien-Tekenen, waarbij het verband wordt gelegd tussen wat het oog ziet, het hart beroert en de hand beschrijft.