Voetius was een veelzijdig man. Niet alleen wilde hij als predikant de Nadere Reformatie krachtig bevorderen, ook was hij afgevaardigde naar de Dordtse Synode van 1618-1619 en vanaf 1634 hoogleraar aan de Utrechtse academie, waar hij wetenschap en vroomheid met elkaar wilde verbinden. Tijdens zijn colleges behandelde hij dogmatische en ethische onderwerpen, alsook de praktische theologie met als onderdeel de praktijk van het vrome leven. Tussen alle bedrijven door achtte de internationaal vermaarde hoogleraar het niet beneden zijn stand catechisatie te geven aan de kinderen van het weeshuis te Utrecht. Dr. W.J. van Asselt biedt naast een biografisch overzicht ook een aantal teksten die een goede indruk geven van de werkwijze van Voetius en van de breedte van zijn bezigheden.