Op 8 augustus 1940 kondigde de Nederlandse regering, die op dat moment in ballingschap in Londen zetelde, een dienstplicht af voor alle Nederlandse mannen, geboren tussen 1 januari 1904 en 1 januari 1921, die zich in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada en de rest van de vrije wereld bevonden. Dit besluit stuitte bij Nederlandse emigranten op ongekend veel verzet. Gedwongen door massawerkloosheid hadden zij in de jaren dertig Nederland. Na jarenlang hard werken hadden ze eindelijk een beter bestaan in hun nieuwe vaderland opgebouwd. Moesten ze hun zuurverdiende have en goed nu voor onbepaalde tijd achterlaten om ingelijfd te worden in een Nederlands ‘showlegertje’ in Engeland? En dat voor een koningin en een regering die hun eigen land in tijden van nood waren ontvlucht? In Canada en de Verenigde Staten, waar Nederlandse dienstweigeraars niet konden worden vervolgd, bleef meer dan de helft van de opgeroepenen thuis. Sommigen vochten nog liever vrijwillig voor hun nieuwe vaderland. Dit ondanks een intensieve en peperdure recruteringscampagne, waarbij met sancties gedreigd werd. Zuid-Afrikaanse dienstweigeraars wachtte een zwaarder lot: 58 van de 200 werden met Nederlandse schepen naar Suriname gedeporteerd. In Paramaribo werden ze opgesloten in Fort Zeelandia. Daar viel hen een onmenselijke behandeling ten deel. Na Een bende op Java licht Peter Schumacher opnieuw het deksel van een Nederlandse militair-historische doofpot.