‘Het recht te kunnen verwerven op een hoogstpersoonlijke herfst. In flinterdunne fracties van een flat zoeven om daarna weer te worden opgeraapt.’ Of het nu gaat om herfst, ruimte, tijd of taal, in Vouwplannen worden alle begrippen stuk voor stuk vervangen door nieuwe wetmatigheden. De ik-figuur zou het liefst als een zakenvrouw aan tafel zitten met de realiteit, net zolang tot er voor alle dagelijkse dingen een poëtische en olijke verklaring is gevonden. Het onmogelijke grenst soms zo dicht aan het mogelijke dat het alleen een kwestie schijnt van even opnieuw onderhandelen met de werkelijkheid.