Wormen, dysenterie, geslachtsziekten, koortsen. In de zeventiende en achttiende eeuw kwelden zulke aandoeningen de Europeanen in dienst van de Nederlandse wic. Toch wisten genoeg kooplieden en kapers, scheepslui en soldaten zich in de tropen in leven te houden. Zo vestigden ze een handelsrijk dat zich in 'de West' uitstrekte van West-Afrika tot in Zuid-Amerika. Zoals de boekaniers en zeerovers uit die tijd op jacht waren naar goud en zilver, zo wilden sommige avonturiers alles weten over ziekte en behandeling. Onder hen waren chirurgijns en artsen, maar ook huursoldaten en handelaren. Ze vergaarden medische kennis onder de inheemse bevolking, van slaven, in oorlogsomstandigheden en tussen kannibalen. Historicus Stephen Snelders beschrijft hoe de ontwikkeling van een geneeskunde in de tropen niet plaatsvond in studeerkamers of aan universiteiten, maar onlosmakelijk verbonden was met de mentaliteit van de avonturier.