In de zestiende eeuw vertoonden Rusland enerzijds en het verenigde kieskoninkrijk Polen-Litouwen anderzijds een groot en wezenlijk onderscheid. Het gaat hierbij niet alleen om verschillen van staatkundige, maar ook om die van geestelijke aard: de beleving van godsdienstige en culturele waarden. Was Rusland een toonbeeld van autocratie en rigide orthodoxie, in Polen zien we een groot ruimdenkendheid in godsdienstzaken gepaard gaan met de voor de renaissance kenmerkende aristocratische en humanistische idealen. In dit boek zien we deze tegenstelling belichaamd door tsaar Ivan de Verschrikkelijke, zijn tegenstander Andrej Kurbski met wie hij correspondeert, de zachtaardige monnik Artemij en diens geestverwanten en de katholieke strijders voor de contrareformatie als Possevino en Skarga in Polen-Litouwen.