Vijfendertig jaar geleden begon Rob Schouten als schrijver van sonnetten met een barokke, romantisch-decadente inslag, maar in de loop der jaren raakten zijn gedichten steeds losser van vorm en doordrongen van die unieke menselijke eigenschap: het existentieel te kort. Door de kritiek ooit een postmodernist avant la lettre genoemd, geeft hij in de loop van tien bundels op nu eens ironische en tragikomische, dan weer ernstige en indringende wijze vorm aan grote gevoelens als spijt, woede, opluchting en vrijheid. Met veel gevoel voor relativering en fantasie maar in toenemende mate ook doorleefd en in een taal die alle registers opentrekt, van ruwhartig tot verheven. Zijn poëzie is allengs een fascinerende smeltkroes geworden van religie, filosofie, heidendom en scepsis.